Gino Debruyne & architecten
Onopvallend opvallend
Architectuur wil een antwoord bieden op meerdere vragen waarbij het voldoen aan de wensen van de klant en de integratie van een gebouw in een bestaande context de meest bepalende zijn. Los daarvan weerspiegelt de gebruikte vormentaal de hand van de architect. Gino Debruyne en architecten wilden door de sterke aanwezigheid van het kleurrijke OCMW gebouw in deze omgeving een kantorengebouw creëren dat net door zijn onopvallendheid zou opvallen.
De vraag van CAW Noord-West-Vlaanderen betrof een kantoorgebouw op de zorgsite Molenerf in Brugge, waar ook het administratief gebouw OCMW Brugge, het AZ Sint-Jan, Hoorcentrum Spermalie, woonzorgcentra en ruime desolate parkeervlaktes aanwezig zijn. De uitdaging bestond er dus in om in deze verstrooide context van gebouwen en op een beperkte oppervlakte op zoek te gaan naar een zekere identiteit en afleesbaarheid voor het gebouw. Gino Debruyne en architecten houden van neutraliteit en de ingetogen architectuur komt er hier sterker uit, net door de drukke omgeving. Flexibel werk is vandaag een hot item en dat vertaalt zich ook in dit concept. CAW wou verschillende plateaus en een mix van landschaps- en individuele kantoren. Het is een heel flexibel kantoorgebouw dat zowel inspeelt op vaste als wisselende werkruimtes. Deze flexibiliteit was ook nodig omdat, naast een werkruimte voor de diverse diensten van het CAW, ontvangstruimtes nodig waren waar klanten discreet ontvangen kunnen worden en een beroep kunnen doen op de organisatie-ondersteunende diensten. Laagdrempeligheid en geborgenheid spelen bijgevolg ook hun rol.
De compactheid van het terrein zetten Gino Debruyne en architecten er toe aan om eveneens compact te werken. De tekening van het gebouw bestaat dus uit een compact hoofdvolume van zeven bouwlagen met daarin de kantoren en gedifferentieerde ontvangst-, gespreks- en vergaderruimtes en een laag annex volume van één bouwlaag waarin zich de bezoekersruimte voor begeleidend bezoek bevindt. Waar dit laatste connecteert met het torenvolume ontstaat een spie waardoor een binnengebied gecreëerd wordt. Dit zoeken naar geborgenheid vloeit enerzijds voort uit de functie van het gebouw en initieert anderzijds de toegang tot het gebouw. Deze bereik je via een publiek voorplein, gevolgd door een semipublieke buitenruimte. Dit tussengebied wordt gecreëerd door het rasterwerk dat de volumes bindt en zo ook zorgt voor omarming en geborgenheid. Hier ontmoeten architectuur en kunst elkaar dankzij het werk van beeldend kunstenaar Robin Vermeersch die met 180° een referentiepunt creëerde. Een kunstwerk dat de luisterbereidheid weerspiegelt en geborgenheid aankondigt. En ook in materialisatie aansluit bij het gebouw.
De basis van het gebouw is een sokkel in zichtbeton op hoogte van het laagste volume. Rondom en erop komt een sterk geritmeerde gevel met op maat gemaakte aluminium gevelprofielen die afwisselend transparant of gesloten zijn. Die werden speciaal voor dit project ontwikkeld en de structuur werd in juiste verhoudingen gezet. Het uitzicht wordt bepaald door deze geanodiseerde gevelprofielen met gedetailleerde dieptes van profielen, zonneweringen en invulvlakken in gepolijste aluminium, zwarte raamkaders en glas, doorzichtig en niet transparant zwart. Zo wordt letterlijk en figuurlijk een gelaagdheid gecreëerd. En tegelijkertijd versterkt het de afleesbaarheid van het gebouw. De bovenste verdieping is merkelijk hoger want daar doet de gevelschil ook dienst als balustrade voor het dakterras. Het dakvolume met de cafetaria, als een soort warme champagnekleurige kap die zich loszet van de geometrie van de footprint, is een ontmoetingsplaats voor zowel personeel als bezoekers en beschikt daarnaast over een vergaderzaal. Het dakterras biedt bovendien een mooi uitzicht over de site en de torens van Brugge. Het gebruikte materiaal werkt als dusdanig dat het gebouw, afhankelijk van de wisselende lichtinval, een ander uitzicht krijgt.
Binnenin krijgen we een heel helder plan opgebouwd rond een monumentale trap. Deze bordestrap, in prefab beton met op maat gemaakte panelen in gelakt staal, slingert zich een weg tot de bovenste verdieping als een dynamische spil en begeleidt de bezoeker. Rond de kern, met de trap en de lift, ontwikkelt zich het volledige programma naar buiten toe. Alle kantoren bevinden zich dus op elke verdieping aan de rand van het gebouw. Zo heeft iedereen een zicht naar buiten. In de centrale vrije circulatieruimte is het sanitair opgenomen en de kitchenette met enkele kleine afsluitbare bureaus. Dichtbij de trap en de lift bevinden zich de discrete gespreksruimtes. De flexibiliteit van het gebouw is een grote troef. Herinvullingen, evoluerende werkwijzen en herschikkingen in de toekomst hoeven geen probleem te vormen want het gebouw laat via modulaire wanden variabele aanpassingen toe in toekomstig gebruik.
Gino Debruyne en architecten realiseren bij voorkeur totaalprojecten zoals deze. Voor dit project namen ze Denis Dujardin onder de arm voor het ontwerpen van een passende landschapsomgeving. Die gaat telkens op zoek naar de eigenheid van het landschap en haalt uit de bodem wat spontaan kan groeien. Dat zorgt voor een heel natuurlijke en onderhoudsvriendelijke omgeving. Maar ook het complete interieur met alle meubilair en stoffering maakte deel uit van het concept. Voor de gordijnen werd een tekening uitgewerkt voor het hele gebouw met diverse tinten blauw die donker zijn in het midden en naar de randen geleidelijk lichter worden. De kussens van de stoelen en zetels in de ontvangstruimtes voor de bezoekers in warm rood, oranje en okergeel zorgen voor andere kleuraccenten in het tastbare interieur dat een eigentijdse, Scandinavische look heeft.
Om een goede akoestiek te vrijwaren in een gebouw dat voor een groot stuk uit beton bestaat, zijn tal van geluiddempende maat- regelen genomen. Zo is op de verdiepingen gewerkt met verhoogde vloeren met tapijt om te dempen en aan de plafonds kwam een raster van akoestische elementen in wit geluidabsorberend schuim die het beton weliswaar zichtbaar laten. Naast akoestiek is ook verwarming en afkoeling essentieel. Hier werd het GEOTABS concept toegepast. Dat zorgt voor het samenbrengen van de actieve werking van de gebouwmassa, de ondergrondse opslag van thermische energie in de bodem, de warmtepomp die de ener- gie uitwisseling tussen bodem en gebouw realiseert en het ontwerp van de schil van het gebouw zelf. De bodem gekoppelde warmtepomp werd dus gecombineerd met betonkernactivering. Op die manier kan het gebouw de warmte van de zomer die het ondergronds opslaat gebruiken om het in de winter te verwarmen. Dit systeem leidt niet alleen tot een lager energieverbruik, het zorgt ook voor een veel betere koeling. Door de optimale klimaatinstallatie en het gebruik van de performante GEOTABS is het gebouw energetisch intelligent.
Gino Debruyne en architecten blikken tevreden terug op dit project in al zijn facetten. De succesvolle implementatie in zijn omgeving waarbij ze erin geslaagd zijn om toch een zekere geborgenheid te vinden, een intimiteit binnen de ruimere context van de zorgsite. Het gebouw heeft een identiteit aangemeten dankzij een duidelijk patroon dat niet alledaags is. De verticaliteit maakt het voor de bezoeker herkenbaar en de afleesbaarheid wordt versterkt door het uniforme en beperkte materiaalgebruik. Bovendien houdt het project een mooi evenwicht tussen rationaliteit en toch een vleugje poëzie.
Tekst: Sam Paret
Foto’s: Koen van Damme
Gino Debruyne & architecten
Witte Molenstraat 54A – 8200 Brugge
t. 050 40 86 86
ontwerpburo@ginodebruyne.be – www.ginodebruyne.be