CONIX RDBM Architects
Werf 44: een cultuurvilla voor Schilde
Werf 44 is het nieuwe gemeenschapscentrum van Schilde. In 2010 nam RDBM Architecten & Adviseurs, nu CONIX RDBM Architects, deel aan een wedstrijd om aan de hand van een inventaris van het gemeentelijke patrimonium (PIA) een studie en ontwerp te maken voor dit, voor wat overheidsopdrachten zouden moeten zijn, exemplarisch gebouw. Bouwprocessen van overheidsopdrachten verlopen niet altijd optimaal. Politieke belangen, coalitiewisselingen, inspraak van gebruikers en bevolking, financiële en administratieve procedures, wettelijke termijnen… het zijn maar enkele extra aandachtspunten waar projecten voor privéopdrachtgevers minder of niet mee te maken krijgen. Het nieuwe gemeenschapscentrum Werf 44 in Schilde is daar een uitzondering op.
Frederik Jacobs, een van de vennoten van CONIX RDBM Architects,: ‘Voor opdrachten van die schaal en complexiteit is het belangrijk een goed voorafgaandelijk onderzoek te doen. De opdracht was immers eerst adviserend. Na het winnen van de wedstrijd en het toewijzen van de opdracht werd aan de hand van een verdere, meer gedetailleerde, screening van het bestaande patrimonium – politiekantoor, brandweerkazerne, kunstacademie, muziekschool, bibliotheek… – bekeken welke functies samen ondergebracht konden worden in het nieuw te bouwen gemeenschapscentrum en hoe er een kruisbestuiving kon ontstaan tussen deze functies om ruimtes en technische uitrustingen te delen’. Tijdens dat onderzoek werden de participatieve vergaderingen met de toekomstige gebruikers – die ook tijdens de adviesopdracht georganiseerd werden – verdergezet om een optimaal en definitief programma van eisen te kunnen distilleren. Alles verliep positief en de informatie werd verder afgetoetst met de opdrachtgever. Deze werkwijze haalt architectuur uit haar uitsluitend esthetische cocon en maakt haar maatschappelijk relevant. Een opdracht die ze in de meest ideale omstandigheden te vervullen heeft. Het is een ontwerpgedachte waar CONIX RDBM Architects steevast in gelooft.
‘Voor het opmaken van het organigram en de geometrische vertaling ervan lieten we ons inspireren door twee elementen uit evenveel culturen, namelijk de gulden snede en de engawa. De gulden snede of de ‘verdeling in uiterste en middelste reden’ is een meetkundige verhouding die een intrinsieke schoonheid en rust impliceert en veel voorkomt in de klassieke architectuur. De engawa is de houten rondgang rond een Japans huis. Het draait de circulatie om zodat alle ruimtes via een buitengang bereikbaar zijn. Je moet niet een gebouw eerst binnentreden om vervolgens via interne gangen alle ruimtes te kunnen bereiken.’
De evolutie van het wedstrijdontwerp naar het definitief uitvoeringsontwerp ging om budgettaire en praktische overwegingen gepaard met enkele programmatorische wijzigingen zonder evenwel de geest van het wedstrijdontwerp te schaden. Het geplande museum werd geschrapt en zal later ondergebracht worden in een ander project. Het niveauverschil in en om het gebouw is om redenen van totale toegankelijkheid niet in het definitieve ontwerp opgenomen en het losse ovaalvormige volume van de loungebar is ook uit het ontwerp verdwenen omdat de uitbating van de brasserie in consignatie werd gegeven. Het idee dat de verschillende ruimtes en functies in een extravert (engawa)/introvert-combinatie in drie lagen gekoppeld zouden worden, bleef als organisatorisch principe overeind.
Langgerekt centrum met asverschuiving
De site waar het nieuwe gebouw werd ingepland, verbindt de oude – dorpscentrum – en de nieuwe kern – winkelstraat Turnhoutsebaan – van Schilde. Het werd een tussenkern met de Schoolstraat als verbindende materialisatie. De wijk dreigde een soort van stedenbouwkundig niemandsland te worden. Het nieuwe gemeenschapscentrum moet een eerste aanzet voor een nieuw ‘langgerekt’ centrum zijn waar naast een ruimtelijke ook een sociale verbinding tussen de mensen kan plaatsvinden: kunst in verschillende vormen maar ook verenigingsleven en kunsteducatie. De school- en de gemeenschapssite geven in dit gebouw elkaar de hand. De asverschuiving van de Schoolstraat ter hoogte van de site vinden we terug in het ontwerp.
Frederik: ‘De ruimtelijke en sociale verbinding hebben we aan de hand van het engawa-idee vorm gegeven. Binnen en buiten lopen door elkaar. De plattines, de rechthoekige natuurstenen kasseien waarmee het plein bestraat werd, worden in het gebouw en zelfs in geveldetails doorgetrokken. ‘Het plein stopt niet bij de gevellijn van het gebouw. De scheiding tussen de foyer en de grote zaal ligt in het verlengde van de asverschuiving van de Schoolstraat. De grote zaal is het kloppend hart in het centrum van het gebouw en is door gangen volledig losgekoppeld van de andere lokalen en functies. De gangen voelen aan als kleine steegjes in een oude binnenstad. De overgang van het ‘openbare’ gedeelte van het gebouw naar het meer knusse ‘privé-gedeelte’ van de zaal merk je ook in het materiaalgebruik: zichtbeton met de textuur van houten bekistingsplanken en natuurstenen vloerbekleding gaan over in meer natuurlijke materialen zoals hout en stof. Het polyvalente karakter van de zaal bepaalde de flexibiliteit die in het ontwerp verscholen zit. Theatervoorstellingen en concerten maar ook feesten, recepties en zelfs sportbeoefening moeten mogelijk zijn.’ Aan de pleinzijde van het gebouw is een gezellige brasserie ingericht en aan de andere zijde bevindt zich een kleinere theater-/concertzaal. Aan de achterzijde ontwierp de architect een strook met secundaire functionele ruimtes zoals sanitair, keuken en circulatie als stiltebuffer naar de omliggende bewoning.
WYSIWYG
De architecten werkten nauw samen met ir.-architect en akoestisch ingenieur Raymond Van Soens. Samen met hem werd bepaald dat de constructiematerialen voor het merendeel ook de afwerkingsmaterialen werden. Ook vormelijk dacht Van Soens mee want het akoestisch concept van de grote zaal werd bekomen door het bouwen van schuine wanden. Het is veel goedkoper om met uitgekiende hoekverdraaiingen in het ontwerp akoestisch te corrigeren dan met achteraf toegevoegde secundaire elementen. In de foyer en de ‘steegjes’ werden akoestische baffles met dezelfde kleur als het plafond aangebracht. Ze evoceren een vals plafond en verstoppen op een subtiele manier de technische installaties. De grote trap is met kopshouten parket afgewerkt en brengt de bezoekers op de eerste verdieping waar de muziekacademie is ondergebracht. Ook hier een combinatie van hout en wanden in zichtbeton en een plafond met akoestische baffles. Boven de kleine theaterzaal van het gelijkvloers situeren zich zes muzieklokalen. Boven de brasserie een vergaderzaal en multifunctioneel lokaal. Een kleinere opsplitsbare zaal en een vergaderzaal met berging kregen een plaats boven de foyer. Aan de achterzijde vinden we naast het sanitair blok en de secundaire verticale circulatie een appartement voor de conciërge. Het moet inspirerend werken om in dit gebouw muziekles te geven of te krijgen. Niks in het gebouw straalt de sfeer uit die traditioneel in sommige oudere academiegebouwen hangt. Het voelt eerder aan alsof je rondloopt in een klein muziekdorp met een ‘plein’/brede hal met zithoekjes en klaslokalen met grote ramen die uitkijken op de groene omgeving.
Cultuurvilla op marktplein
De activiteiten binnen en buiten het gemeenschapscentrum vervloeien nog meer door de wekelijkse markt die op het plein waarop het gebouw staat plaatsvindt. De brasserie heeft een uitnodigend terras op het plein. Een bliksemvormig bestratingselement in een ander materiaal refereert naar de antitankgracht die over het grondgebied van Schilde loopt en verbindt opnieuw binnen en buiten. Dit is een 33 km lange kunstmatige gracht van Berendrecht aan de Schelde tot Oelegem aan het Albertkanaal die in 1939 werd aangelegd om oprukkende Duitse tanks tot staan te brengen. Ondanks het aanzienlijke programma van Werf 44 eist het volume van het gebouw geen prominente plaats op in de omgeving waar villabouw overheerst. De in het wedstrijdontwerp voorziene gevel in natuursteen kon ook niet door de budgettaire beugel. De architecten vonden een intelligent alternatief in een gevelbekleding met grote rechthoekige keramische ‘tegels’ met variërende afmetingen en een schijnbaar willekeurig patroon. De subtiele kleurnuance – die aan natuursteen doet denken – werd bekomen door het zorgvuldig selecteren van tegels met verschillende beigetinten. Alle zichtbare raampartijen zijn vast. De opengaande ramen zitten achter vlakken met stalen lamellen en lijken wat op gordijnen die nonchalant opengeschoven zijn. Deze ontwerpdetails geven het geheel een huiselijke schaal. Frederik Jacobs noemt het gemeenschapscentrum daarom een ‘cultuurvilla’ verwijzend naar de locatie (villawijk) en de verbindende functie van het gebouw. In tegenstelling tot andere culturele en gemeenschapscentra die het begrip cultuurtempel nogal letterlijk vertalen, is bescheidenheid en eenvoud in materiaal en vorm hier het uitgangspunt. En net die ontwerpkeuzes geven het gebouw een bescheiden grootsheid of een grootse bescheidenheid.
Tekst: Johan Geerts
Foto’s: CONIX RDBM Architects