plusoffice architects
CC Binder in Puurs
Onder impuls van een verhoogde aandacht voor lokale cultuurbeleving en subsidies kende Vlaanderen – na dezelfde impulswerking voor sportinfrastructuur – in de jaren ’80 van de vorige eeuw een enorme groei in het aantal culturele centra. Elke gemeente kreeg een eigen cultuurtempel.
Oude parochiale centra stonden vaak leeg en brachten in sommige situaties soelaas om kleine culturele projecten al of niet tijdelijk een onderdak te bieden. Braakliggende achtergronden – als resultaat van de traditionele lintbebouwing – werden dan weer aangeboord om bestaande infrastructuur uit te breiden of nieuwe initiatieven te starten. Zo ontstond stedenbouwkundige warrigheid dat tot versnipperde en onleesbare dorpskernen leidde.
Tuinen van Puurs
In Puurs was het niet anders. Tussen allerlei achterkanten en parkeerterreinen was het oude culturele centrum door de jaren heen uitgegroeid tot een conglomeraat van allerlei verschillende gebouwen, bijgebouwen en bouwstijlen. De samenhang en een logische structuur waren ver te zoeken. Na een succesvolle heraanleg van het Kerkplein en het Dorpshart schreef de gemeente Puurs in 2014 via de Open Oproep van de Vlaamse Bouwmeester een wedstrijd uit. De opdracht om een masterplan uit te tekenen voor een reeks binnengebieden en achterkantplekken in het centrum (Hondsmarkt, Hooiveld, Kloosterhof…), werd gewonnen met een masterplan met de veelzeggende titel “Tuinen Van Puurs”.
Het Nederlands-Belgische team DELVA Landscape Architects – plusoffice architects werden als laureaten gekozen uit 60 internationale inzendingen. Het Cultureel Centrum, het eerste deelproject van de hand van plusoffice architects uit Brussel werd onlangs opgeleverd samen met de doorsteek en publieke tuin ontworpen door DELVA Landscape Architects. Anders dan bij de meeste stedenbouwkundige wedstrijden, kunnen de deelprojecten van dit masterplan aan dezelfde ontwerpers gegund worden. Dat is een absolute meerwaarde want niet alleen kan de verwezenlijking van de totaliteit sneller gaan, de eenheid in esthetiek en ontwerpfilosofie wordt gehandhaafd omdat de sleutelprojecten dezelfde signatuur dragen.
Van masterplan naar deelopdracht
In navolging van het masterplan knipt plusoffice architects de waardevolle gebouwen los en voegt een nieuwe reeks objecten en stedenbouwkundige assen en perspectieven toe. Tijdens het gesprek met projectarchitect Dorien Pelst en zaakvoerder Ward Verbakel valt op dat ‘ontwarren’ het sleutelbegrip voor het ontwerp was. Het Harmoniepad, een nieuw gecreëerd voetgangers- en fietspad, ontsluit de bestaande en de nieuwe gebouwen en vormt een doorsteek tussen de Begijnhofstraat en het Kloosterhof waar o.a. de gemeentelijke sporthal gelegen is. Er ontstaat een architecturale wandeling die rust schept in de vormelijke en functionele chaos die historisch gegroeid was. Die nieuwe doorsteek maakt niet enkel de verbinding tussen de Begijnhofstraat en het nieuwe binnengebied, het wordt ook een buitenlobby voor het Cultureel Centrum. Dankzij de lange beglaasde lobby en uitgestrekte zitbank vervaagt de overgang tussen binnen/buiten.
De architecten vonden het belangrijk dat de loskade voor materiaal en decorstukken – die vaak aan het zicht onttrokken wordt – zichtbaar en prominent aanwezig was aan de inkomzone van het gebouw om ook de barrière frontstage-backstage op die manier minder groot te maken. Je betreedt het gebouw via het inkomsas waar het kunstintegratieproject integraal deel van uitmaakt. Twee tegenover geplaatste massieve schijven met de ingewerkte inkomdeuren zijn drager van het werk van grafisch kunstenaar Stephanie Specht. Anders dan in traditionele inkomhallen waar de zijkanten van het sas aanplakborden met affiches van de geplande activiteiten zijn, ontwierpen de architecten transparante glaspartijen. Het gemeentebestuur koos immers resoluut van digitale communicatie via beeldschermen.
Transparantie als filosofie
Bij het betreden van de imposante hal, die ook dienstdoet als foyer, valt het sobere maar uitgekiende materiaalgebruik meteen op. Betonnen elementen wisselen af met geluidsisolerende materialen. Ook de verlichting werd sober gehouden door een repetitieve en richtinggevende ordening van langwerpige LED-armaturen.De met houten latjes beklede theatertrap – de architect spreekt terecht over een showtrap – nodigt uit om naar de eerste verdieping te gaan waar zich de grote nieuwe zaal bevindt. Toch wordt ook meteen je aandacht getrokken naar het uitzicht op de speelplaats van de naburige school: je hebt niet het gevoel je in een gebouw te bevinden met verschillende theaterzalen. Nergens is er het gevoel van massiviteit of geslotenheid waar de architectuur die eigen is aan de theatertypologie zich vaak aan bezondigt. Integendeel. Overal speelt het spel van ‘holtes en voltes’, ‘volumes en leegtes’ zoals Ward het benoemt en daarbij overheerst transparantie en openheid.
Het plafond van de polyvalente ruimte heeft ongeveer dezelfde helling als die van de theatertribune. Dit driedimensionale lijnenspel vormt samen met het diagonale patroon van de vloertegels een lineair speels geheel dat de ruimtelijkheid alleen maar versterkt. Via de tentoonstellingsruimte annex white–box kom je in het bestaande gebouw. De foyer en een kleinere polyvalente zaal vormen de toegangszone tot de oude, bestaande Rode Zaal. Tussen deze zaal en de nieuwe polyvalente zaal bevinden zich productieruimtes, sanitair en enkele leerkeukens met leslokaal. Dat schets meteen het open karakter en brede beschikbaarheid dat het nieuwe complex wil uitdragen. Aan de andere zijde van de grote foyer, in het bestaande gebouw van de academie, bevindt zich op het gelijkvloers café DEKOL, een duidelijke verwijzing naar de Kollebloem, de oude naam van het cultureel centrum, maar het is ook een knipoog naar de schuimkraag van een glas bier. Het café is ook toegankelijk via de Hof-ten-Berglaan, waar zich vroeger de verbinding met de sporthal bevond.
Stoel 401
De nieuwe grote zaal op de verdieping, die de naam Kollebloem behoudt, is een staalkaart van de ontwerpvisie van plusoffice architects: intelligente soberheid, doordachte combinatie van rijke functionaliteit en bescheiden ornamentiek, zichtbare techniciteit, puur en compromisloos materiaalgebruik. De houten akoestische lambrisering – houten latten met daarachter minerale wol – destilleert de grandeur van de zaal tot op mensenmaat terwijl de hoogte van de zaal gebroken wordt door de geluiddempende geperforeerde stalen cassettes boven de lambrisering in dezelfde kleur als het plafond. De lichtarmaturen op de zijwanden zijn identiek aan de hangende plafondarmaturen en geven ook een tot mensenmaat verschalend effect. Aan de achterzijde van de zaal bevindt het projectielokaal zich boven de brand-/diensttrap. Uniek in deze zaal is het daglicht dat via een naar binnen schuin geplaatst raam aan de speelplaatszijde binnenvalt. Ook hier inspireerden transparantie en afwisseling open/gesloten de architecten tot een niet evident maar zeer geslaagd detail. De grote zaal is volledig akoestisch ontkoppeld van de onderliggende polyvalente zaal volgens het box-in-box-principe met een dubbele structuur voorzien van rubberen blokken zodat bijvoorbeeld een stille activiteit beneden perfect tegelijkertijd kan plaatsvinden met een luidruchtig concert in de grote zaal erboven. De zaal biedt plaats aan 401 toeschouwers, een door de subsidiërende overheid opgelegde hoeveelheid om het cultureel centrum toe te laten artiesten uit een bepaalde categorie te boeken. De architect vond dit een grappige maatregel en vertaalde dit in een kwinkslag. Alle stoelen zijn donkerblauw, behalve één. Die is lichtblauw. Het is volgens hen de 401ste stoel.
Ankerpunten in de openbare ruimte
Het motief in het gevelmetselwerk dat lijkt op klassiek Jacqaurdbreiwerk, verwijst naar een quasi identiek motief dat te zien is op historische foto’s van met leien beklede wachtgevels in de buurt van het gebouw. De gevel aan het Harmoniepad is opgebouwd uit verschillende materialen. Naast het gevelmetselwerk wisselen glad en gegolfd zichtbeton, aluminium raampartijen en gevelbekleding in gepolijst RVS met een zigzag-profilering elkaar af. Het blijft verbazen hoe de architecten erin slaagden het aanzienlijke programma dat resulteert in verschillende functionaliteiten en gebruikersstromen – personeel, bezoekers, artiesten, … – te ontwerpen in een bijzonder rank en alles behalve log uitziend gebouw. De oude en nieuwe volumes staan als ankerpunten in een openbare ruimte die zowel binnen (foyer, tentoonstellingsruimte) als buiten (doorsteek) ontwikkeld wordt. De betonnen dakrand boven het gelijkvloers is het verbindende element. Ontwarring door verbinding. Op het eerste zicht een contradictie. Plusoffice architects bewijst met dit van alle overtollige franjes ontdane ontwerp het tegenovergestelde.
De nieuwe naam van het culturele centrum spreekt voor zich: CC Binder. Het verwijst naar het dialectwoord voor ‘deugniet’ maar het staat ook symbool voor ‘verbinden’. Op de website van het Cultureel Centrum vinden we de volgende definitie: CC Binder is met liefde en toewijding het moederschip voor plaatselijke organisaties en reikt de hand naar andere centra, organisaties en bedrijven. Om samen nog meer en nog beter te doen.
Verbinding als missie.
Tekst: Johan Geerts
Foto’s: Nick Cannaerts