A2D architecture 2 design
Eind oktober opende FlyingGroup de deuren van zijn nieuwe hoofdkwartier op de luchthaven van Deurne. Het gebouw, ontworpen als draaischijf tussen de verschillende vliegtuigloodsen, is op zijn zachtst gezegd bijzonder te noemen. Terwijl de gevel nog relatief eenvoudig is – een wisselwerking tussen kamerhoge glazen puien en strakke zwarte zonnepanelen –, ontvouwt zich binnen een heuse belevingswereld die draait om de privéjets en het stimuleren van menselijke interactie. Bovendien is de nieuwbouw ontworpen op basis van het energieneutrale principe, waardoor FlyingGroup in het bezit is van een state of the art zero-energy building.
Het is een opvallende onopvallendheid: zowel de gevel als het hellend dak van het nieuwe hoofdkwartier van FlyingGroup zijn volledig bekleed met pv-panelen, waardoor het zich naadloos integreert in de technologische context van de luchthaven. Tegenover die ingetogen vormentaal staat de grote belevingswaarde in het gebouw zelf. Binnen heerst een warme, bijna huiselijke sfeer. Zodra je het hoofdkwartier betreedt, zit je in de wereld van FlyingGroup: waar je ook kijkt, overal ontstaan er doorzichten naar de privéjets. Zo gunt de inkomhal je aan één kant zicht op een loods met de meest recente vliegtuigen, terwijl je aan de andere kant uitkijkt op een eventruimte en museum waar de oldtimers staan opgesteld. “Het oude kantoorgebouw miste identiteit”, vertelt projectarchitect Stefan De Lausnay van A2D architecture 2 design dat het ontwerp op zich nam. “Het was een desoriënterend en gefragmenteerd gegeven zonder duidelijk verhaal. Een amalgaam van structuren, dat evengoed een gebouw van de FOD of een advocatenkantoor kon zijn. Wat wij gedaan hebben is van de business tegelijk het decor gemaakt. De afscheiding tussen de loodsen en het nieuwe kantoor bestaat integraal uit glas. We brengen de loodsen met jets en museumcollectie het gebouw binnen, zodat je vanaf de eerste aanblik gewaarwordt waar FlyingGroup voor staat.”
Het nieuwe hoofdkwartier is opgevat als een plek waar mensen zich met elkaar kunnen verbinden en interactie ontstaat. De kantoren maken gebruik van het open landschapsprincipe, dat zich vertaalt in een ‘andere’ manier van werken. Er zijn enkele afgesloten plekken zoals telefoon- en managerboots, maar verder zijn de kantoren ingedeeld via taakgerelateerde werkplekken. Niemand heeft een vaste stoel en er heerst een clean desk policy. Zo zijn er lockers aanwezig waar elke medewerker zijn benodigdheden op het einde van de dag kan opbergen. “De invulling van de kantoren werd deels bepaald door interviews met de betrokkenen en op basis van bezettingsmetingen”, legt Stefan De Lausnay uit. “Er is zelfs berekend hoeveel ruimte er nodig was om bepaalde taken te vervullen, wat een positief gevolg had voor de kostprijs. De bespaarde oppervlakte is vervolgens op een kwalitatieve manier ingevuld: er zijn ontmoetingsplekken en koffiecorners gecreëerd die het contact tussen mensen stimuleren. ‘Ontmoeting’ was een belangrijk begrip, in functie van het welzijn van de medewerkers. Het gebouw moest een plek zijn waar werken anders wordt beleefd, op een erg humane manier met voldoende ruimte voor contemplatie of kennisoverdracht. Weg van het spreekwoordelijke eiland dus.” Het welbehagen wordt versterkt door de inval van enorm veel daglicht. Een mezzanine zorgt voor contact tussen de verdiepingen, terwijl verschillende vides er mee voor zorgen dat het licht zich makkelijk kan verplaatsen doorheen het hele gebouw. “In feite zijn er enkel ramen aan de voorgevel. Die zijn zo geconstrueerd dat ze het daglicht zo diep mogelijk naar binnen werpen”, vertelt De Lausnay. “Glazen wanden en vides dragen het licht vervolgens doorheen het hele gebouw. Als je van ruimte tot ruimte beweegt, stap je als het ware van lichtpunt naar lichtpunt.”
De nieuwe hoofdzetel van FlyingGroup omvat een onthaalfunctie, passagiers- en pilotenlounge, evenementenruimte, kantoren en ontmoetingsruimte. Ondanks een open en transparante planopbouw is er een duidelijke gescheiden circulatie tussen de verschillende gebruikersgroepen. Personeel, klanten, leveranciers, piloten, bezoekers en passagiers kunnen zich allemaal vrij in het gebouw verplaatsen zonder elkaar te hinderen. “Het optimaliseren van de circulatiestromen was één van de grote uitdagingen”, vertelt Stefan De Lausnay. “Het is bijvoorbeeld niet de bedoeling dat passagiers en personeel elkaar kruisen. Of dat bezoekers vrije toegang hebben tot de airside. We hebben een circulatieschema opgesteld, gebaseerd op een theoretische studie om al die verschillende stromen te optimaliseren. In de eerste plaats is er een aparte inkom voorzien voor de werknemers enerzijds en voor de piloten, bezoekers en passagiers anderzijds. Daarnaast is het gebouw zo ingedeeld dat er wel visueel contact is tussen verschillende ruimtes, maar geen doorgang. Er is met andere woorden niet meer mogelijk dan toegelaten.”
Duurzaamheid vormt de rode draad van de vernieuwing. Het gebouw is 100 procent energieneutraal en opgevat als een zero-energy building. Dat ecologische verhaal begint al bij de gevel. Zoals gezegd is de schil van het gebouw integraal bekleed met zonnepanelen, die zo een dubbele functie krijgen: de panelen leveren niet alleen voldoende energie om de jaarlijkse energiebehoefte te dekken, ze vormen in één adem ook de gevelafwerking van het gebouw. Ter hoogte van de glazen puien is bovendien een performante zonwering geïntegreerd op zongevoelige oriëntaties die al te hoge koellasten overbodig maakt. Daarnaast zijn alle best beschikbare technieken samengebracht. De luchtkwaliteit wordt permanent gewaarborgd door een balansventilatiesysteem met warmteterugwinning. Led-verlichting wordt slim gedimd en geschakeld. Verlaagde plafonds zijn zo veel mogelijk vermeden en vervangen door akoestische absorberende papierpulp. Er zijn laadpunten voor auto’s en elektrische fietsen. Regenwater wordt gerecupereerd en hergebruikt in de toiletten. En er is een uitgebreide energiemonitoring en een intelligent gebouwbeheersysteem dat alle technieken overzichtelijk en toegankelijk maakt. Bovendien maakt het gebouw optimaal gebruik van geothermie. De energie die we in de winter uit de grond halen, wordt in de zomer via vloeractivering en klimaatplafonds teruggeschonken aan de bodem en afgevoerd via een koude-warmte-opslagsysteem. In de winter gebeurt het tegenovergestelde. Dan wordt de warmte opgehaald om het gebouw via een water-waterwarmtepomp en datzelfde afgiftesysteem te verwarmen. Stefan De Lausnay: “Eén van de belangrijkste doelstellingen van ons bureau is gebouwen te ontwerpen die zo circulair en duurzaam mogelijk zijn. Ze moeten de wereld verbeteren in plaats van die extra te belasten.”
Tekst: Bart De Maesschalck
Foto’s: Nick Cannaerts