AWG architecten
Hoe kunnen we oude gebouwen in ons patrimonium optimaal hergebruiken en er een nieuwe functie aan geven die inspeelt op de huidige noden? Jeugdcentrum KIEL kan daarop een antwoord bieden. Toen de stad Antwerpen op zoek was naar extra lokalen voor jeugdorganisaties, kwam de oude oranjerie ter sprake. Na het afhaken van Let’s Go Urban vzw, nam de stad zelf het voortouw en kreeg het een nog meer flexibele invulling. Met dank aan AWG architecten die het monument opnieuw laat schitteren door de toevoeging van een nieuw volume in een archetype van de serre.
De voormalige oranjerie van de kwekerij Kiel werd in 1912 gebouwd door de stad Antwerpen. Het ontwerp was van de hand van stadsbouwmeester Alexis Van Mechelen en stadsarchitect Emiel Van Averbeke. In 1951 werd het verbouwd tot feestzaal waarbij er aan de voorzijde een tochtsas met sanitair werd voorzien en aan de achterkant een podium met backstage. Om geluidsoverlast voor de buurt te vermijden, werden alle originele raamopeningen aan de noordzijde dichtgemetst. Ondersteunende functies voor de feestzaal zoals keuken en bar werden ondergebracht in een bijgebouw dat over de volledige lengte van de oranjerie liep. Sinds de laatste uitbater het pand verliet, stond het leeg. Om leegstand van het pand te vermijden, kon het door sociale en culturele organisaties gehuurd worden voor kortstondige periodes aan gunstige tarieven. De stad Antwerpen was echter van oordeel dat het pand een structurele invulling nodig had en bijgevolg zag ze het als een ideaal onderkomen voor jeugd- en jongerenwerking in deze buurt.
Op basis van de verschillende visieteksten en offertes kozen ze uiteindelijk voor het voorstel van AWG architecten. “Het was duidelijk dat het bijgebouw dat slechts met een smal statuutloos tussenstuk – dat noch bij de oranjerie noch bij de toevoeging hoorde – uit beeld moest verdwijnen. Wij opteerden voor een tussenstraat die oud en nieuw met elkaar verbinden met een polyvalente ruimte waarin ontvangst en bar kunnen gebeuren. Het was voor ons immers belangrijk dat beide gebouwen nauw met elkaar waren verbonden en zichten konden uitwisselen. We wisten heel goed dat dit uitdagingen met zich meebracht op gebied van erfgoed, maar door dat te doen, hoefden we de twee gevels niet langer als buitenschil te behandelen. En de nieuwe tussenruimte, dubbelhoog, wordt op die manier een gracieuze ontvangstruimte die voor bezoekers een sfeervolle beleving is.”
Bijkomend voordeel van het nieuwe bijgebouw dat AWG architecten ontwierp, is dat het eveneens fungeert als akoestische buffer naar de buurt. Daardoor konden bij de renovatie van de oranjerie ook de originele raamopeningen, weliswaar met akoestisch glas, hersteld worden om meer daglicht in de feestzaal te brengen. Bij de renovatie werden de dorpels vernieuwd en de muur langs de gevel waar het bijgebouw tegenaan kwam, helemaal gerenoveerd in nauw overleg met Monumentenzorg. “Om het nieuwe gebouw er mooi op aan te sluiten, hebben we ons op de penanten gericht en ervoor gezorgd dat we boven de dakrand uitkwamen. Door hen vroeg in het ontwerp te betrekken, verliep alles heel vlot en vertrouwd. Het was voor ons van in het begin ook de doelstelling om een bijgebouw te ontwerpen dat ervoor zorgde dat het monument de hoofdrol bleef vertolken op de site. We speelden met verschillende ideeën maar liepen vaak tegen beperkingen vanwege brandveiligheid. Wij wilden immers dat de deuren tussen oud en nieuw nagenoeg continu open bleven om dynamiek te creëren. Uiteindelijk zijn we gaan nadenken hoe we het project konden vormgeven als één brandcompartiment. Dat leidde tot een iets kleiner volume dat bijna helemaal opengezet kan worden. De vormgeving zelf is een verwijzing naar de originele functie van de oranjerie waarbij we een archetype van de serre ontwierpen. Door het typerende daklandschap van hellende daken wordt het volume ook ondergeschikt aan de bestaande feestzaal en door de subtiele verspringing krijg je het effect van een plint en een kop.”
Het voordeel van de tussenstraat is dat je de ontvangstruimte langs beide zijden kan bereiken, zowel langs het voorplein aan de kopse kant als aan de parkzijde waar een school is. Beide kunnen opengezet worden waardoor het gebouw heel laagdrempelig wordt. Daarnaast werd ook de monumentale toegang naar de feestzaal in de oranjerie behouden, zodat die extern verhuurd kan worden. Tijdens voorstellingen kan de ontvangstruimte dan, in de pauze of nadien, als foyer met bar fungeren. De andere lokalen en trappenhuizen in het nieuwe bijgebouw kunnen immers ook afgesloten worden.
Dankzij deze nieuwbouw konden ze het aanbod aan culturele en educatieve activiteiten gevoelig uitbreiden. Dat maakt van Jeugdcentrum Kiel een inspirerende ontmoetingsplek voor, door, en met kinderen, tieners en jongeren. Een plek die flexibel gebruik mogelijk maakt. “Er was geen duidelijk omlijnd programma. Wel de vraag naar enkele flexibele ruimtes die onder meer voor dans geschikt waren, maar waar evengoed debatten en computerlessen kunnen plaatsvinden. In het cascoverhaal zoeken wij altijd naar een bepaalde mate van flexibiliteit en helderheid. Hier zie je dat in de tussenstraat die ontvangstruimte en circulatiezone is. Daar zijn dienende ruimtes op geënt zoals sanitair, berging en EHBO. Daarnaast zijn er drie polyvalente ruimtes die flexibel ingericht kunnen worden.”
Zo is er bij de bar een keuken voorzien en verder is er op het gelijkvloers nog een kantoor en achteraan een muziekstudio die in de toekomst terug één ruimte kunnen worden. Alle ruimtes zijn ook bewust heel transparant gehouden zodat de verschillende activiteiten zichtbaar zijn voor bezoekers. Dat zorgt voor een leuke dynamiek. Op de verdieping vinden we kleedkamers en bergruimte die gekoppeld worden aan opnieuw polyvalente ruimtes. Een extra troef is het balkon dat uitkijkt over de tussenstraat en interessante zichten oplevert, zowel op de dubbelhoge ontvangstruimte als door de ramen in de feestzaal. De feestzaal zelf is eerder voorbehouden voor de grotere evenementen die via mobiele wanden weliswaar opgedeeld kan worden.
De nieuwbouw is opgevat als een hedendaagse oranjerie en wordt gekenmerkt door een alzijdige monolieten glazen gevel waardoor geen voor- of achterkant ontstaat. Hoewel het gebouw de perceptie van een serre heeft, is het zo niet opgebouwd. De ruwbouw werd gerealiseerd met betonsteen, een robuust materiaal dat tegen een stootje kan. Het dak bestaat uit stalen elementen, vakwerken die ertussen werden gespannen. De generieke gevels zijn opgebouwd uit een serresysteem met transparant glas, opaal glas en sandwichpanelen. De keuze voor een glasmaat van 1m20 of een veelvoud daarvan is zowel economisch als praktisch. Die komt immers overeen met de travee in de historische gevel waardoor ze kunnen aansluiten op de penanten. Hetzelfde geldt voor de vakwerken van de dakstructuur. “Die eenvoud en rationele aanpak, ook naar technieken toe, zorgt enerzijds voor een gevoel van rust in het gebouw en anderzijds laat het toe met een beperkt budget toch zo veel mogelijk ruimte te creëren. Het gebouw is bovendien heel makkelijk te beheren wat voor de beheerders een pluspunt is. Zo is er vloerverwarming en ventilatie voorzien, terwijl koeling op een natuurlijke manier kan door de (dak)ramen open te zetten.”
“De grote troef volgens ons is de openheid en de laagdrempeligheid waardoor jongeren erdoor aangetrokken worden. Hoewel oud en nieuw elkaars tegenstellingen zijn, leven ze nu mooi in harmonie samen en het monument krijgt opnieuw de grandeur van weleer terug. Toen we het vraagstuk naar ontsluiting en brandveiligheid met dit archetype wisten op te lossen, viel de hele puzzel plots ineen. Dat zijn momenten die je als architect veel voldoening geven.”
Tekst: Sam Paret
Foto’s: Stijn Bollaert