Gino Debruyne & Architecten

Gino Debruyne & Architecten

De grote uitdaging bij nieuwbouwprojecten in de zorgsector is het integreren van een huiselijk karakter bij een functie zoals collectief wonen. Zeker met een nieuw woonzorgcentrum dat ruimte moet bieden aan maar liefst 232 kamers, is die zoektocht essentieel. Ontwerpburo Gino Debruyne & Architecten kwam met een overtuigend concept waarbij ze door te ontschalen en met vijf grote patio’s te werken, net een gevoel van huiselijkheid en compactheid creëerden.

In dit project, ingebed in de groene omgeving van de Sint-Pietersplas bij Brugge, komt ook een andere uitdaging van de bouwsector aan bod: door een steeds groter ruimtegebrek gaat men functies die compatibel zijn, combineren. Het woonzorgcentrum wordt dan wel de hoofdbestemming van deze gemeenschapsvoorziening, daarnaast is er een centrum voor dagverzorging voorzien en een kinderdagverblijf en buitenschoolse kinderopvang als aanverwante activiteit. Los van een groot volume bouwen, dient er dus ook een uitgebreid programma opgenomen te worden en dat liefst in een logische structuur die zowel op maat is van de bewoner, de bezoeker als van de zorgverlener. Geen sinecure. Gino Debruyne en projectarchitect Bert Masselus lichten toe: “Eén lange balk in het landschap neerpoten, wilden we daarom niet. Dan krijg je weinig woonkwaliteit en verlies je veel ruimte aan lange gangen. Wij focusten op zorgzaam bouwen met een  grote belevingswaarde tussen het collectieve en het individuele. Vandaar ons ontwerp met vijf volumes die zich in een meanderende vorm telkens ontwikkelen rond grote patio’s. Met een logische combinatie van clusters waarbij je woont rond een aantal gemeenschappelijke functies en ook rond een binnentuin. Door op die manier te ontschalen, zorgen we er net voor dat die zorg op maat mogelijk is. Dankzij kleinschalige afdelingen met doordachte zorglijnen, is het voor iedereen haalbaar en overzichtelijk, zowel intern als extern.”

Door deze configuratie konden alle kamers aan de buitenkant van de gevel worden voorzien. Dat zorgt er enerzijds voor dat elk raam daar voor de bewoner uitgeeft op de mooie omgeving en anderzijds liggen alle kamers intern met hun toegangsdeuren geconcentreerd rond patio’s of ruime terrassen. Dat geeft duidelijke en leesbare corridors en zo ontstaat in dat binnengebied een oase van rust. “De ruime beglaasde patio’s zorgen voor natuurlijke lichtinval in de kern van het gebouw en werken activerend. Op alle niveaus worden in de patio terrassen voorzien die aanleunen bij de leefruimtes en gangen. Zo ontstaat op elk verdiep een ruim en makkelijk toegankelijke buitenruimte met zitmeubilair. De beweging op de terrassen en in de gangen, genereren samen met de boeiende doorzichten een dynamiek en een gevoel van verbondenheid per leefgroep.”

Het spreekt voor zich dat de publieke zones van het woonzorgcentrum zoals de inkomhal, cafetaria, kapsalon en de utilitaire zones zoals grootkeuken op het gelijkvloerse niveau zijn gesitueerd. Deze zijn makkelijk toegankelijk en hebben door het ontwerp veel interactie met de directe omgeving. Zo zijn die functies gelinkt aan de Blankenbergse Dijk, een belangrijke historische as, waar veel fietsverkeer is. Behalve voor bewoners en bezoekers, is de cafetaria ook voor hen toegankelijk. Inclusie is er ook door de combinatie van publieke functies waarbij je jong en oud bij elkaar brengt. De 232 kamers van het woonzorgcentrum situeren zich, met uitzondering van een halve cluster voor 18 kamers op het gelijkvloers, op niveau 1 en 2. Elk van die niveaus heeft drie afdelingen van ongeveer 35 kamers. En elke afdeling wordt opgesplitst in twee clusters van 17 of 18 kamers, die telkens rond een patio worden georganiseerd. Zo ontstaan circulaire looplijnen in gangen rondom de patio’s met centraal gelegen de opsplitsbare leefruimte en utilitaire lokalen. “Het concept van die patio’s met terrassen gekoppeld aan de leefruimte, is op grote schaal wat bewoners thuis gewoon waren waarbij ze van hun living naar hun terras stappen. Die huiselijke sfeer hebben we overal willen integreren in het gebouw. Het grootschalig collectief samenwonen is dus verschaald naar kleinere clusters waar je maximaal met 17 mensen samenzit en ook die zijn nog opgesplitst in twee zones. Een systeem dat toelaat om bij eventuele uitbraken zoals corona snel in te grijpen en kleine afdelingen af te sluiten.”

Via de grote inkomhal heb je zowel directe toegang tot de cafetaria als tot de centrale lift- en trappenkernen die voor een heel duidelijke en eenvoudige circulatie zorgen. Daarbij beweegt de bewoner zich van heel publiek naar heel privaat in verschillende gradaties doorheen het gebouw. Van de inkom naar de patio’s en de leefruimte tot de eigen kamer, het meest private deel. Om het voordeurgevoel te versterken, werd die verdiept geplaatst waardoor een soort portaal ontstaat. Omwille van de persoonlijke beleving van de kamers, laat men ook toe dat bewoners die opluisteren met een meubel van thuis. Een tendens die de laatste jaren terug is ingezet omdat pure standaardkamers geen prikkels of herkenbaarheid genereren.

Met een interne fietsenstalling, ingeschoven naast de inrit van de parking, en het parkeergebeuren dat zich maximaal ondergronds afspeelt, blijft het gebouw één volumetrie waardoor het maaiveld kwalitatief behouden kon worden. De rurale omgeving is door landschapsarchitect Denis Dujardin ook ingezet in de omgevingsaanleg waardoor de overgang naar de natuur heel zacht verloopt. In de binnentuinen focust die aanleg op diversiteit en het beleven van de seizoenen, heel belangrijk voor de bewoners.

Behalve dat het gebouw zich mooi inpast in de omgeving en dat de buitengevel de veruitwendiging is van de achterliggende lokalen – elk raam op de verdieping staat voor een kamer -, krijgt het zorgcentrum een eigenheid en beeldwaarde, zowel naar de nabije als naar de ruime omgeving. Dat is er één van rust, geborgenheid en huiselijkheid. Die uitstraling en sterke afleesbaarheid dankt het ook aan een passend en beperkt materialenpallet. De essentie is immers de juiste compositie, niet een mix van materialen.

In hoofdzaak krijgen we in de gevel een geslaagd huwelijk van 2 materialen: leemkleurige paramentsteen en bronskleurig aluminium schrijnwerk. Door de lichte kleur van het gevelparement in gebakken klei met ‘engobe’, ontstaat een heldere uitstraling en integreert het gebouw zich qua kleurtonaliteit in zijn onmiddellijke omgeving. Nuances in voegwerk en kleur tussen het gelijkvloers met schaduwvoeg en lichtblauwe accenten en de bovenliggende niveaus met platvolle voeg, zorgen voor een verfijnd lijnenspel en geven het gebouw een subtiele sokkel. Anderzijds zorgt ook de fijn gedetailleerde dakrand voor een lichte maar afgelijnde beëindiging van het gebouw. Dankzij deze subtiele belijningen en licht afgeronde gevelhoeken worden weloverwogen schaduwaspecten gegeneerd die diepgang en nuancering geven aan het gevelbeeld.

Het bronskleurig aluminium schrijnwerk sluit qua tonaliteit, in combinatie met de leemkleurige gevel, aan op het kleurenpalet van de natuurlijke vegetatie rondom het gebouw en in de ruimere omgeving. De lichte glans van het bronskleurige buitenschrijnwerk geeft het gebouw extra cachet. De negkanten van de raamopeningen worden eveneens met een aluminiumplaat afgewerkt, waardoor elke kamer een uitgesproken ‘vista’ krijgt op de omgeving. Zo ontstaan gevelvlakken met een doorlopende belijning van raamindelingen over de 3 niveaus waardoor de gelaagdheid in de gevel versterkt wordt. Ook de poortgehelen ter hoogte van de overluifelde leveringszone worden in hetzelfde bronskleurige strekmetaal of geperforeerde plaat uitgevoerd, waardoor ook deze utilitaire delen in de homogeniteit van het gebouw opgenomen worden.

Intern zorgen diverse keramische tegels voor differentiatie en herkenbaarheid maar wel in zachte en warme kleuren. Samen met de kamerhoge ramen en veel licht en zicht sluit het gebouw in look & feel dan ook eerder aan bij een hotel dan bij een ziekenhuis. “We hebben getracht van een tijdloos gebouw te ontwerpen waar zowel de bewoner, de bezoeker als de zorgverlener fier op kunnen zijn en dat over dertig jaar nog als hedendaags wordt aanschouwd. We zijn er daarbij in geslaagd de grote schaal en het uitgebreide programma te vertalen naar voldoende huiselijkheid, inclusie en met focus op een grote belevingswaarde waar zorg op maat mogelijk is. En dat dankzij een gezamenlijk traject dat we afgelegd hebben dat maar succesvol kan zijn wanneer je ontwerpt vanuit het oogpunt van de bewoner en zorgverlener.”

 

Tekst: Sam Paret
Foto’s: Gino Debruyne & Architecten

 

Ontwerpburo Gino Debruyne & Architecten
Wittemolenstraat 54A ı 8200 Brugge
050 40 86 86
ontwerpburo@ginodebruyne.be ı www.ginodebruyne.be