a2o
Niets dat zo zijn stempel heeft gedrukt in Limburg als het mijnverleden. Getuige daarvan de nog talrijke voormalige mijnsites die veel bezoekers lokken. Be-MINE in Beringen is de grootste industriële erfgoedsite van Vlaanderen en uniek in Europa. Die beschermde monumenten verder laten leven door ze een nieuwe invulling te geven, is wat met C-mine in Genk gebeurde en is ook wat a2o – in samenwerking met AAC architecture – deed met het vroegere vestiairegebouw van de voormalige mijn in Beringen. De kinderen van de kleuter- en basisschool die er nu huizen zullen het verleden waarvan hun grootouders misschien deel uitmaakten, zeker niet vergeten.
De steenkoolmijn in Beringen werd opgericht in 1907 en was actief tot 1989. Toen werd ze gesloten en dat bleef zo tot 2013 toen ze werd beschermd als monument en er vervolgens plannen werden gemaakt voor een grootschalige reconversie. Daarbij was er aandacht voor commerciële, economische en toeristische invullingen, woonprojecten en in laatste instantie ook een school. Stefaan Evers: “Dat maakt het maatschappelijke en sociale weefsel compleet en van Be-MINE een nieuw volwaardig stuk stad. De toevoeging van een schoolprogramma is geweldig en biedt vele mogelijkheden als ontwerper. De site heeft dan ook drie belangrijke troeven: de erfgoedwaarde die buiten kijf staat, de overmaat van het gebouw en de landschappelijke parkomgeving die een boeiende speelplaats mogelijk maakt.”
Vooreerst is er de ontegensprekelijke erfgoedwaarde van de site. Een decor dat je er gratis bij krijgt en dat voor zich spreekt. Uiteraard spring je daar respectvol mee om en beperk je de ingrepen die je doet tot een minimum. Dit gebeurde in nauw overleg met erfgoeddiensten en met de Limburgse Reconversiemaatschappij (LRM) die kwalitatieve invullingen voor oude mijnsites helpt verwezenlijken. Het vroegere vestiairegebouw is een gigantisch pand dat, ondanks het stevige programma voor een kleuter- en basisschool, ruimschoots volstond. Zo omvat de kleuterschool 11 klassen en een opvanglokaal, de basisschool telt er 16. Samen met twee turnzalen, een polyvalente ruimte, een bibliotheek en enkele lokalen voor administratie, onthaal en sanitair kom je tot de beoogde oppervlakte. De eerste verdieping van het vestiairegebouw zou in theorie het volledige programma nipt kunnen huisvesten. Door een deel van het gelijkvloers onder het gebouw te voorzien voor de kleuters ontstaat er een overmaat in het bestaande gebouw. “Die overmaat is interessant. Je hoeft dus niet alles op te souperen en dat biedt veel mogelijkheden naar toekomstige groei. Wij bekeken het ook als een structuur die we nu voor een school lenen, maar die later even goed voor iets anders gebruikt kan worden. De ingrepen die we deden zijn dus niet louter voor het huidige programma interessant. En de derde troef is het landschappelijk park dat in het masterplan is opgenomen. Dat hebben we ook in het project geïntegreerd door niet te kiezen voor een typische verharde speelplaats, maar voor de aanleg van een landschappelijke speeltuin die verband houdt met dat groene park en erfgoedelementen opneemt en die koppelt aan klimaatadaptatie en biodiversiteit. Zo hebben ze onder meer een eigen moestuin en bijenhotel en hebben wij het voormalige treinspoor in speeltoestellen geïntegreerd wat het mijnverleden heel tastbaar maakt voor kinderen wiens (groot)ouders er wellicht een link mee hebben.”
In het pand waar de mijnwerkers zich vroeger omkleedden en wasten realiseerden de ontwerpers een eigentijdse, moderne onderwijsinfrastructuur. Met ingrepen die blijk geven van een ingetogen en terughoudende benadering, ingegeven door de erfgoedcontext en die op veel bijval konden rekene van de opdrachtgever. “De gevel was tijdens de ontwerpwedstrijd al gerestaureerd en diende behouden te blijven. Wij zijn dan ook uitgegaan van een maximale expressie van het bestaande gebouw. De ingrepen speelden zich dus binnenin af waar er verbindingen zijn gemaakt, ruimtelijk en fysiek, binnen de bestaande structuur. Het voormalige vestiairegebouw heeft een heel mooie betonstructuur en ook die hebben we maximaal behouden en uitgespeeld. In feite hebben we maar drie ingrepen gedaan die de architecturale kwaliteit bepalen: het gelijkvloers van het gebouw dat eigenlijk op poten staat hebben we een hoger plafond gegeven door de vloer uit te graven. Dat liet ons toe een bijkomende bouwlaag te creëren die op maat is van kleuters. De kleuterschool hebben we daar voorzien achter een teruggetrokken nieuwe houten gevel. Bijkomend voordeel van die ingreep is dat je een overdekte speelruimte voor de kleuters creëert die aansluit op de buitenspeelplaats.”
Door het benutten van het gelijkvloers konden de ontwerpers binnenin meer ruimtelijkheid voorzien. Dat deden ze met een tweede belangrijke ingreep, namelijk door er boven de vloer weg te nemen en vides te creëren die visueel verbindingen maken tussen de verschillende bouwlagen. Een derde ingreep was de toevoeging van een monumentale betonnen trap die naar de basisschool op de eerste verdieping leidt. De organisatie van de 16 klassen daar was voor a2o een belangrijk aandachtspunt. “Die liggen allemaal rond een gemeenschappelijke ruimte en we hebben van de overmaat en de extra ruimte die we beneden creëerden gebruikgemaakt door tussen die klassen met een zigzaggende centrale gang te werken die ook pedagogisch ingezet kan worden als extra leslokaal. Hetzelfde geldt voor de brede trap tussen gelijkvloers en deze verdieping die met dubbelhoge treden in het midden als kleine tribune kan fungeren.”
Er is dus optimaal gebruikgemaakt van de bestaande betonstructuur, zelfs in die mate dat kolommen ingezet worden om er tafels rond te maken in het interieur. Ingrepen zoals de trap en de vides zijn toegepast als structurerende elementen met een lange levensduur. Het leeuwendeel van bijkomende toevoegingen gebeurde in hout en werd ontworpen met oog op toekomstige veranderingen. Net als het gebruik van vele voorzetwanden in het interieur past dit in de circulaire visie van het ontwerpteam. Hout voegt in het interieur waar beton zichtbaar is, warmte toe. Een zachte en onderhoudsvriendelijke linoleumvloer past in de context en de kleedkamers die vroeger de douches waren, halen hun charme uit de gerecupereerde originele wandtegels. Om deze omgeving ook leesbaar en kindvriendelijk te maken, zijn er verschillende speelse elementen in zachte kleurtinten toegepast. Ook de speelse meubels contrasteren met het ruwe karakter van het gebouw maar dragen bij aan een geborgen omgeving voor het schoolgaande kind. Door maximaal gebruik te maken van het bestaande en dat als leidraad te gebruiken, ligt de duurzaamheid van dit project vooral in spaarzaamheid. Dat en een intelligent groeiscenario voor de school en eventuele andere gebruiksvormen zoals kantoorfuncties die mogelijk zijn in de toekomst. Daarnaast werden ook de nodige maatregelen getroffen om het volume te laten voldoen aan de hedendaagse energienormen. Zo werd er aan de binnenkant geïsoleerd, zijn er voorzetramen geplaatst en centraal gestuurde zonwering, een vloerverwarmingssysteem op basis van een lucht-waterwarmtepomp en een ventilatiesysteem D. Straf! School met lef. Deze afdeling van het katholiek basisonderwijs van Beringen kon zich geen locatie en omgeving bedenken die beter aansloot bij hun waarden en normen. “Ze zijn heel fier op hun school en zowel kinderen als leerkrachten leiden iedereen die er komt graag rond. De sterkte van dit project is dat een beschermd monument een herbestemming krijgt en kinderen en jongeren in contact brengt met historisch erfgoed. Met deze nieuwe school die een synergie creëert met de gevestigde recreatieve en cultuureducatieve elementen, krijgt het voormalige vestiairegebouw een tweede leven. Ook de jury van de Belgian Building Awards vond dit een geslaagde vorm van ‘upcycling’ en in onze ogen is het een hedendaagse manier om met erfgoed om te gaan.”
Foto’s: Stijn Bollaert
a2o – atelier voor architectuur en omgeving
www.a2o.be